Competentie 6 - Handelt verantwoord en toont betrokken burgerschap 

De Sportkundige is zich bewust van de ethische aspecten van het beroep en signaleert maatschappelijk en moreel actuele thema’s en draagt situatief, op een kritische en verantwoordelijke wijze, bij aan oplossingsrichtingen.

 

Situatie:

Tijdens de coaching lessen houden wij met de klas een DWDD (De wereld draait door) moment. Hierin gaan wij als klas de discussie met elkaar aan over een actueel sport thema. Elke week zijn er twee andere studenten die de discussie begeleiden. De rest van de klas kan vervolgens kiezen of ze het eens of oneens zijn met de stelling. Er volgt een moment waarin de argumenten besproken kunnen worden. Hierna gaat de discussie van start en delen de begeleiders beurten uit waarin een student zijn argument openbaar kan maken.

Taak:

Het is mijn taak om actief deel te nemen aan- en actief te luisteren tijdens de discussie. Ik vind het belangrijk goed met je medestander te overleggen over de verschillende argumenten omdat je deze dan kan samen voegen en verbeteren. Naast het actief deelnemen aan een discussie heb ik ook een discussie moeten leiden. Ik heb toen 3 actueel stellingen bedacht en deze voorgelegd aan de groep. Vervolgens ben ik de discussie gaan leiden. 

Actie:

Tijdens de discussie luister ik goed naar de argumenten van de tegenstanders. Ik probeer de argumenten van de tegenpartij van twee kanten te bekijken om zelf een zo goed mogelijke mening te kunnen formuleren. Het kan ook gebeuren dat ik het eens ben met de tegenstand. In deze situatie zal ik toch mijn tegen argument op tafel leggen om te kijken hoe hierop gereageerd gaat worden. 

Discussie voorbeelden:

De volgende stelling kwam aan bod: Sport is alleen voor de elite.

Ik vond dit een interessante stelling een koos voor de kant die het eens is met deze stelling. Ik maakte deze keuze om de volgende reden: Als sportkundige ben ik van mening dat iedereen zou moeten kunnen sporten. Maar helaas is dit in de praktijk lang niet altijd het geval. Als je kijkt naar cijfers die zijn te vinden op het internet kun je terugvinden dat er door de hoger opgeleide bevolking veel meer aan sport gedaan wordt dan door de lagere sociale klasse. Dit is een vervelende constatering, maar voor een sportkundige liggen hier veel kansen. Namelijk het in beweging krijgen van de mensen die niet sporten. 

De verschillen die te zien zijn tussen de verschillende sociale lagen in Nederlands komt naar mijn mening door de verschillen in inkomens tussen mensen. Er zijn in Nederlands jammer genoeg gezinnen waarvan de kinderen niet kunnen sporten omdat hier geen geld voor is. Daarnaast hebben mensen uit sociaal lagere klassen vaak minder tijd om een sport te kunnen beoefenen.

Ik ben het ook met deze stelling eens omdat er sporten bestaan waar je vrijwel alleen aan mee kunt doen als je zelf of je ouders beschikken over een goede som geld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan karten of paardrijden. Dit zijn sporten waar zoveel in geïnvesteerd moet worden, dat het voor een heel groot deel van de samenleving al onmogelijk wordt om deze sport te beoefenen. En wie weet hoeveel talenten hierdoor nooit ontdekt zullen worden.

Oplossing: Het probleem waarin ik in deze discussie voor een oplossing wil zorgen is het feit dat er kinderen zijn die niet kunnen sporten doordat hun ouders dit eenmaal niet kunnen betalen. Ik ben van mening dat hier vanuit de overheid voor een oplossing gezorgd moet worden. Veel sportclubs zijn namelijk in het geheel of voor een deel in handen van de gemeenten en daarom zou er vanuit een gemeente ook een beleid op gesteld kunnen worden om deze kinderen de kans te geven om te sporten. Een belangrijk onderdeel hierbij is dat de kinderen het nut hiervan in zien en dat ze worden gemotiveerd om te komen. Dit kan door goede buurtsportcoaches aan te nemen of door samenwerkingen aan te gaan met scholen.

 

De tweede stelling was: Kinderen moeten elke dag minimaal een uur bewegen op school.

Met deze stelling was ik het om de volgende redenen eens: In Nederlands voldoet maar een klein deel van de jongeren aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Het precieze getal is schrikbarend weinig en ik maak mij zorgen over de toekomstige ontwikkeling van het weinig bewegen onder kinderen. Ik vind de scholen een mooie plek om kinderen te laten bewegen omdat je hier bijna in een keer je gehele doelgroep mee bereikt. Alleen moet dit niet onder de verantwoordelijkheid van de docenten vallen. Docenten hebben het al druk genoeg met alle verplichtingen die door de overheid aan het onderwijs gesteld worden.

Oplossing: Vanuit het werkveld van een sportkundige kan hier op ingespeeld worden door bijvoorbeeld buurtsportcoaches te koppelen aan scholen. Deze buurtcoaches moeten er dan voor zorgen dat de kinderen elke dag minimaal een half uur tot uur in beweging zijn. Hierdoor zorg je er in een klap voor dat er zoveel meer kinderen gaan voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Tevens denk ik dat meer bewegen op scholen de leerprestaties van de kinderen ten goede komt en je creëert en extra moment voor docenten waarin zij even niet verantwoordelijk zijn voor de kinderen. 

De laatste stelling was: Moeten verenigingen vrijwilligers werk verplichten.

Ik was het eens met deze stelling omdat vrijwilligers een groot deel vormen van het bestaansrecht van verenigingen. En aangezien veel verenigingen in zwaar weer zitten vind ik dat leden een tegenprestatie mogen leveren voor het feit dat zij hun sport daar mogen beoefenen. Dat zij daar kunnen sporten wordt namelijk ook mogelijk gemaakt door vrijwilligers. Vrijwilligers werk kan op een simpele manier als een dagje kantine draaien. Wanneer iedereen een kleine taak zou vervullen worden verenigingen ontzettend geholpen.

Door het voeren van de discussie kwam ik erachter dat veel mensen vallen over het woord vrijwillig. Ik kan mij hier enig zins in vinden. Daarom zou het een oplossing kunnen zijn om om een tegenprestatie te verplichten wanneer jij gebruik wil maken van het aanbod van een verenigingen. Alleen kan de naam van vrijwilliger vervangen worden waardoor mensen geen kans hebben om hier een discussie over te beginnen. Wanneer iemand weet wat hem te verwachten staat wanneer hij zich inschrijft kunnen mensen hier ook niet meer tegen ingaan. 

Resultaat:

Ik ben bewuster gaan nadenken over actuele thema´s binnen de sport door er over te discussiëren. Door het erover te hebben en argumenten van tegenpartijen te horen, ben ik ook anders naar thema´s gaan kijken. Ik vind dat goed voor mijn ontwikkeling omdat ik zo leer onderwerpen van meerdere kanten te bekijken en er niet met een eigen tunnelvisie in te vliegen. 

Ik vind dat ik goed heb kunnen formuleren hoe ik zou handelen vanuit de kansen voor een sportkundigen. En door tijdens de stellingen bijvoorbeeld te denken aan de werkdruk en aan de invloed van de overheid ben ik van mening dat ik kritisch en verantwoord over stellingen nadenk.

Reflectie:

De eerste sessie was ik nogal sceptisch over het concept. Mijn mening hierover is volledig bijgesteld en ik heb het een leuk en leerzaam proces gevonden omdat je meningen hoort van personen die met hun eigen kijk reageren op stellingen. Ik ben tevreden over mijn actieve participatie en over de manier waarop ik mijn mening heb kunnen vormen over onderwerpen. 

Ik ben er door het voeren van discussies achter gekomen dat ik mijzelf kan verbeteren in het formuleren van argumenten. Ik merk namelijk vaak dat het verhaal in mijn hoofd beter is dan dat er uiteindelijk uitkomt. Ik beschouw dit als een mooi verbeter punt voor mijzelf.

 

Bewijslijst actieve deelname DWDD